Banaue
19 juli 2012
Reizen naar Banaue
In de Filipijnen rijden er behalve bussen ook zogenaamde Jeepneys. Een Jeepney is een verlengde Jeep met daarin twee zijwaartse banken. Ideaal om veel mensen te vervoeren. Om vanuit Sagada naar Banaue te komen moet ik eerst met de Jeepney naar Bontoc. De Jeepney zit vol, met als voordeel dat ik niet van voor naar achter schuif. Het dak is redelijk hoog, dus bij hobbels in het wegdek knal ik er niet met mijn hoofd tegenaan. Vanuit Bontoc is het maar twee uurtjes naar Banaue. Onderweg zit ik sawa’s , sawa’s en nog meer sawa’s. Wat een prachtige rit!
Nog voor de lunch kom ik aan in Banaue. En lunchen is een van de eerste dingen die ik daar doe.
Rijstvelden in de Filipijnen
Het stadje Banaue is omringd door bergen, welke van boven bij de top tot onder in het dal bedekt zijn door rijstterrassen. De zaailingen van de rijst en de planten zelf groeien in het water (voor dit soort rijst), en om te voorkomen dat het water wegspoelt de berg af zijn de rijstterrassen trapsgewijs gebouwd. Sommige stenen muurtjes die de terrassen van elkaar scheiden zijn al honderden jaren oud.
Het dal wordt bedekt voor een wattige laag wolken. Gelukkig regent het niet.
Met een tricylce (een motor met zijspan) rijd ik vanuit Banaue naar verschillende viewpoints. Het landschap verschilt nogal per uitkijkpunt: het ene moment lijkt het dal heel wijd, vervolgens lijkt het weer heel smal. Soms zijn er verschillende watervallen te zien. Huizen staan in groepjes verdeeld over het dal. En met de tijd daalt de deken van wolken lager het dal in.
De rijstvelden van Banaue vormen een van de bekendste attracties van Luzon, en misschien wel van de hele Filipijnen. Bij elk viewpoint zijn er dan ook wel een paar winkeltjes te vinden waar souvenirs te koop worden aangeboden. Ook zitten er soms oudere Filipijnse dames in traditionele kleding, die voor een donatie wel op de foto willen. De oude vrouwtjes spreken niet echt Engels, maar hebben een hoop lol terwijl ze zo bij elkaar zitten. Hun monden zijn rood van de betelnoot.
Prijs: 100 pesos per persoon (3 personen op de tricylce).
20 juli 2012
Wandelen naar Batad
De rijstvelden van Banaue zijn prachtig, maar de rijstvelden van Batad moeten nog mooier zijn. De rijst is nog niet overal geoogst, dus de rijstvelden zijn zo hier en daar nog extreem groen. Eenmaal geoogst verkleuren de rijstvelden naar geel of goudbruin. Bij zaailingen staan de velden juist grotendeels onderwater.
Door de regen is er helaas een landverschuiving op de weg richting Batad. Het is daarom niet mogelijk om met een Jeepney naar de pas (rice sadle) te rijden, wat betekent dat ik een extra uurtje moet lopen. Onderweg naar boven blijkt echter al snel dat de wegblokkade verholpen is... Gelukkig is het een mooie wandeling met prachtige uitzichten over de bergen met plukken wolken ertussen. Hier en daar is er een kleine waterval.
Vanaf de pas lopen steile trappen naar het dorp. Er is geen weg, Batad is alleen te voet te bereiken. Na een tijdje gaat de trap over in een smal pad. Af en toe kan ik een korte blik werpen op de rijstterrassen, maar het landschap gaat eigenlijk bijna continu schuil achter een steeds dikker wordende laag wolken.
Het begint te regenen. Als ik bijna bij het viewpoint ben begint het te gieten. Behoorlijk nat kom ik aan bij het viewpoint.
Ik plof neer in een restaurant om mijn windstopper (welke uiteraard niet waterdicht is) te laten drogen. De thee smaakt me goed. De lunch iets minder.
Af en toe valt er een gaatje in het wolkendek en worden de rijstvelden zichtbaar. Zo ver je kan kijken zijn er sawa’s! De grootte van de rijstterrassen is indrukwekkend, maar minstens net zo indrukwekkend is dat mensen hier zo’n 2000 jaar rijst verbouwen op vergelijkbare wijze. Sommige muurtjes dateren van rond de jaarwisseling. Zo bizar.
Terwijl de wolken langzaam door de wind het dal uitgeblazen worden, worden nieuwe wolken langzaam weer aangevoerd. Het wordt niet droog, dus mijn plan om te wachten tot de bui over is laat ik varen. Ik voel er weinig voor om tot in het dorp af te dalen, en daarna om te draaien en weer het hele stuk omhoog te lopen in de stromende regen. Ik trek mijn poncho aan (beter een beetje nat van het zweet dan doorweekt tot op mijn ondergoed van de regen) en ik aanvaard de terugweg.
Op de pas kom ik een aantal andere toeristen tegen. Zij bieden me een lift aan naar de Batad junction, waar mijn tricylcle nog op me wacht.
Hoewel ik meer dan een uur te laat terug ben, is de stemming van de chauffeur bijzonder goed. Het zal vast iets te maken hebben met de hoeveelheid betelnoten dat hij tijdens het wachten heeft gekauwd? (Betelnoten hebben een verdovende werking, en zijn populair in verschillende landen in zuidoost Azië. Mensen die frequent betelnoten kauwen zijn te herkennen aan hun rode monden, tanden en lippen. Het oogt niet altijd even smakelijk...) Op weg naar het hotel stopt de chauffeur een aantal keer voor het maken van foto’s. Aan deze kant van de bergen is het helderder dan in Batad.
Meer lezen?